Algemeen

Jachthonden

Jachthonden zijn bij veel mensen populair, omdat ze een aantal aantrekkelijke eigenschappen bezitten: ze werken graag samen met mensen, zijn meestal erg vriendelijk, actief en intelligent.Door gerichte fokkerij op jachtkwaliteiten zijn deze eigenschappen genetisch vastgelegd. Verschillen tussen landen en culturen leidde tot verschillende jachtvormen. Door in al die landen selectief te fokken, ontstond een grote verscheidenheid aan soorten jachthonden
.Elk jachthondenras heeft zijn eigen specifieke kenmerken en mogelijkheden. Jachthonden hebben veel beweging nodig. Voor alle rassen geldt dat de hond tekort komt als hij alleen drie keer per dag een blokje om mag. U kunt de hond natuurlijk meenemen op jacht, maar deelnemen aan een jachthondentraining is ook voor honden waar niet mee gejaagd wordt een uitstekende en leuke manier om hem op te leiden.

Training van jachthonden

Van nature bezitten jachthonden de eigenschappen die zij voor hun taak tijdens de jacht nodig hebben. Die eigenschappen moeten wel ontwikkeld en in goede banen geleid worden. Het succesvol trainen van jachthonden betekent iedere dag bewust en consequent bezig zijn met de hond en veel oefenen. Goed opgeleide jachthonden zijn onmisbaar voor de jacht. De Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging (KNJV) organiseert daarom op diverse plaatsen trainingen. In deze cursus “zelfopleiding jachthonden” leert men de hond op te leiden tot een bruikbare jachthond. De cursus begint in maart/april en wordt in alle provincies aangeboden. Meestal bestaat de beginnersgroep uit honden van 6 tot 18 maanden. Op sommige plaatsen worden ook cursussen aangeboden, waar jachthondenpups vanaf een leeftijd van acht weken terecht kunnen. Deelname aan een puppycursus, algemeen of gericht op jacht, is voor elke jonge jachthond aan te raden.

Proeven en wedstrijden

De trainingen worden afgesloten met een examen (juli tot eind september), bestaande uit kunstmatige opdrachten, waarbij de bruikbaarheid van de jachthond voor het werk ná het schot wordt getest. Bij deze jachthondenproeven gebruikt men dood (koud) wild. Ze worden georganiseerd door de KNJV en enkele rasverenigingen, volgens het Reglement Jachthondenproeven. De proeven zijn zeer populair: bijna 4.000 combinaties doen jaarlijks mee, op ruim 60 verschillende locaties. Het eerste diploma dat een hond kan halen, is het C-diploma. Dit bestaat uit basis gehoorzaamheids (appél) oefeningen en eenvoudig apporteerwerk. Voor het B-diploma moet de hond niet alleen voldoendes halen voor de C-onderdelen, maar ook drie verschillende apporten met een hogere moeilijkheidsgraad binnen brengen. Het A-diploma wordt uitgereikt aan combinaties in alle voorgaande oefeningen voldoende afgerond hebben, en daarnaast door middel van dirigeren (de hond wordt hierbij op afstand gestuurd) en via een sleepspoor (een kunstmatig getrokken spoor van 150 tot 300 meter lengte) het wild binnen brengen. Honden die een B- of A-diploma hebben behaald, kunnen vervolgens meedoen aan de Meervoudige Apporteer Proeven (MAP). Een MAP bestaat uit een aantal meer op de jachtpraktijk gerichte, niet gestandaardiseerde, meervoudige apporteerproeven. Bij deze wedstrijden worden de prestaties van de deelnemende honden bij het werk na het schot beoordeeld. Het proevenseizoen wordt afgesloten met de NIMROD proef. De selectie voor deze wedstrijd vindt plaats op basis van de resultaten op de KNJV-proeven en de MAP’s in het afgelopen seizoen. Van ieder ras wordt de hoogst geplaatste hond met een A-diploma uitgenodigd. De jachthondenproeven zijn gericht op elementaire zaken zoals appél en apporteerwerk. De beoordeling van de ras eigenschappen van de hond en het werk voor het schot staat centraal bij de veldwedstrijden, die onder “normale” jachtomstandigheden plaatsvinden. Men keurt op de specifieke raskenmerken van de hond, met als doel de erfelijke eigenschappen te beoordelen t.b.v. de fokkerij. Jaarlijks worden in Nederland ongeveer 140 veldwedstrijden georganiseerd door de rasverenigingen, de verenigingen van liefhebbers van een bepaald ras. De enige veldwedstrijd die de KNJV organiseert is de KNJV Apporteer Trofee (KAT).

De verschillende soorten jachthonden

Verschillen tussen landen en culturen leidde tot verschillende jachtvormen. Door selectief fokkerij in verschillende landen, ontstond een grote verscheidenheid aan soorten jachthonden. Elk jachthondenras heeft zijn eigen specifieke kenmerken en mogelijkheden, maar voor alle rassen geldt dat de hond tekort komt als hij alleen drie keer per dag een blokje om mag. De KNJV houdt zich bezig met de jacht met het geweer. De honden die daarbij worden gebruikt zijn in te delen in:

  • Retrievers
  • Spaniels
  • Staande honden
  • Lopende honden
  • Dashonden en terriërs
  • Zweethonden

Sommige honden hebben een taak “voor het schot”, andere worden vooral ingezet voor het werk ‘na het schot’. Ook zijn er rassen die in beide situaties ingezet worden.
De soorten jachthonden zijn:

Retrievers

Retrievers zijn speciaal gefokt om te apporteren, het geschoten wild op te halen en naar de (voor)jager te brengen. Ze werken zowel op het land als in het water. Bekende retriever rassen in Nederland zijn de Labrador retriever en de Golden retriever. De “will to please” (werkwilligheid) is een belangrijke eigenschap voor deze honden.

Spaniels

Spaniels worden gebruikt voor het zoeken en opstoten (flushen) van wild in dichte dekking. Ze zijn uitermate geschikt voor de jacht in bos en ruig terrein. Een in Nederland veel gebruikt ras is de Engelse Springer Spaniel. Deze honden zoeken zelfstandig, maar blijven wel dicht bij de jager in de buurt. Ze staan niet voor, maar zorgen dat het wild wegvliegt of rent. Spaniels moeten ook apporteren.

Staande honden

Dit zijn honden die het veld met grote slagen afzoeken. Zodra ze wild ruiken staan ze stil en wijzen ze het aan. Vandaar de naam “staande hond”. Met dit “voorstaan” vertellen ze de jager waar het wild zit. Staande honden worden onderverdeeld in Britse rassen (o.a. Pointers) en continentale rassen (bijv. Drentse Patrijshond). De continentale staande honden, waarvan de Duitse Staande honden veel in Nederland gebruikt worden, moeten behalve voorstaan ook apporteren: het geschoten wild binnenbrengen. Staande honden hebben erg veel behoefte aan beweging en kunnen daarbij ver van hun baas weggaan.

Lopende honden

Lopende honden die ook wel ‘brakken’ genoemd worden, zijn honden die luid gevend (blaffend) een spoor volgen, zodat de jager weet waar de hond zich bevindt. In Nederland wordt sporadisch op die manier met brakken (bijv. Beagle) gejaagd.

Dashonden en terriërs

Dashonden en terriërs zijn vanouds “aardhonden” die dieren als vossen en dassen uit hun holen drijven. Een bekend voorbeeld is de Teckel.In Nederland komt deze vorm van jacht weinig voor.

Zweethonden

Zweethonden (zweet is een jagersterm voor bloed) worden gebruikt bij de nazoek van grote hoefdieren: herten, reeën en wilde zwijnen. Deze honden worden niet alleen ingezet na de jacht, maar ook na aanrijdingen met reeën of herten. De Hannoveraanse Zweethond is het bekendste voorbeeld, maar ook sommige andere jachthonden zijn hiervoor goed op te leiden.